Belanghebbende, X bv, exploiteert een binnenvaartschip. Haar dga is A die als kapitein op het schip vaart. X bv heeft enkele werknemers in dienst waaronder de echtgenote van A. X bv heeft in de jaren 2009 en 2010 een auto aan A ter beschikking gesteld. A en zijn echtgenote beschikten in die jaren in prive niet over een auto. De auto, met een cataloguswaarde van € 68 401, werd niet alleen gebruikt door A, maar ook door zijn echtgenote en (soms ook) door andere werknemers van X bv. Naar aanleiding van de bevindingen van een boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat X bv in de jaren 2009 en 2010 betreffende de aan A ter beschikking gestelde auto ten onrechte geen bijtelling heeft toegepast. X bv beschikte over deze jaren niet over een ten aanzien van A gegeven verklaring 'geen privégebruik'. In geschil zijn de opgelegde naheffingsaanslagen lb/pvv met vergrijpboetes. Het beroep van X bv wordt ongegrond verklaard. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat X bv er met de in hoger beroep, nieuwe, overgelegde rittenadministraties niet in is geslaagd overtuigend aan te tonen dat de auto in de desbetreffende jaren op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of de ritten naar Frankrijk, vanuit het gezichtspunt van X bv, als zakelijk kunnen worden aangemerkt. De nieuwe rittenregistraties bieden geen, althans volstrekt onvoldoende, inzicht in de door A aan de gereden ritten gegeven kwalificatie 'zakelijk'. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd. Volgens het hof is er sprake van grove schuld. De vergrijpboetes, zoals vastgesteld in de bezwaarfase, acht het hof passend en geboden. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13bis
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f