Belanghebbende, X, is enig aandeelhouder van D bv. X staat borg voor een lening die D bv heeft afgesloten bij de E-bank. In geschil is of X het bedrag dat hij aan de bank heeft betaald ter finale kwijting van de schuld van D bv mag aftrekken. Hof Arnhem-Leeuwarden beantwoordt die vraag bevestigend. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch, welk hof moet onderzoeken of de aanvaarding van de hoofdelijke aansprakelijkheid door X moet worden aangemerkt als een handelen van een aandeelhouder als zodanig (HR 17 oktober 2014, nr. 14/00955, V-N 2014/54.12). Voor de beantwoording van deze vraag is beslissend of een (niet van de winst van de vennootschap afhankelijke) vergoeding kan worden bepaald waartegen een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde aansprakelijkheid te aanvaarden, onder overigens dezelfde voorwaarden en omstandigheden.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt na verwijzing dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat een onafhankelijke derde ten tijde van de verstrekking van de geldlening niet bereid zou zijn geweest onder dezelfde voorwaarden eenzelfde (debiteuren)risico te aanvaarden. Het hof acht hierbij van doorslaggevende betekenis de omstandigheid dat de verstrekte tweede hypotheek mede strekte tot zekerheid voor al hetgeen de vennootschap nu of in de toekomst aan de E-bank en/of de a-hypotheekbank nv schuldig is. Naar het oordeel van het hof is geen onafhankelijke derde bereid onder deze (door het hof onderstreepte) voorwaarde eenzelfde debiteurenrisico te lopen. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook de thema's De onzakelijke lening en Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 maart