Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de afwijzing van het verzoek van X om hem een voorlopige aanslag op te leggen onbegrijpelijk. X heeft recht op een hogere bezwaarkostenvergoeding dan de inspecteur hem heeft toegekend.

Belanghebbende, X, heeft uitstel voor het indienen van de aangifte ib/pvv 2015 tot 1 mei 2017. Op 30 april 2016 vraagt X de inspecteur om hem een voorlopige aanslag ib/pvv 2015 op te leggen. De inspecteur wijst dit verzoek af. X maakt bezwaar tegen deze afwijzing. In het bezwaarschrift verzoekt X ook om een bezwaarkostenvergoeding. De inspecteur legt alsnog een voorlopige aanslag op maar weigert in eerste instantie de kostenvergoeding. Na telefonisch onderhoud met de gemachtigde van X wordt alsnog een bezwaarkostenvergoeding van € 123 toegekend. In beroep stelt X dat hij recht heeft op een kostenvergoeding van € 984.

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de primaire weigering van de inspecteur om X op diens verzoek een voorlopige aanslag op te leggen onbegrijpelijk. X heeft recht op een bezwaarkostenvergoeding. Volgens de rechtbank kon de inspecteur in dit geval niet volstaan met een kostenvergoeding van € 123 op basis van de factor "licht" en één proceshandeling. De rechtbank stelt, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van het geval, de bezwaarkostenvergoeding vast op € 369. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 2

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Wet inkomstenbelasting 2001 9.5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 21 juli

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen