Belanghebbende, mevrouw A, is enig aandeelhouder en directeur van B bv. Deze bv wordt door een Duits/Turkse organisatie gebruikt als strofiguur om auto's uit Duitsland btw-vrij naar Rusland te exporteren. De Duitse leveranciers denken dat ze zaken doen met B bv en passen het nihiltarief toe. B bv geeft echter geen intracommunautaire verwervingen aan. B bv stelt dat zij alleen bemiddelt en hiervoor een vergoeding ontvangt. De auto's worden vanuit Duitsland direct naar Rusland vervoerd. In geschil is de aansprakelijkheid van A voor de btw-naheffing van B bv over 2005. Rechtbank Haarlem vermindert de aansprakelijkstelling tot € 918.195. A gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat B bv de auto's niet in Nederland heeft geleverd en hier dus ook geen omzetbelasting verschuldigd is geworden. De inspecteur kan de fictie van art. 32 Wet OB 1968 namelijk niet inroepen als hij er zelf van overtuigd is dat de auto´s nooit in Nederland zijn geweest. De naheffing is ten onrechte opgelegd, zodat A ten onrechte aansprakelijk is gesteld. Het beroep van A is gegrond.