Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste van art. 16 lid 2 onderdeel c AWR ondanks de omstandigheid dat de na te vorderen belasting minder bedraagt dan 30% van de verschuldigde belasting.
X bezit een eigen woning in Duitsland. Daarnaast is hij nog eigenaar van een woning in Nederland. X geeft beide woningen in de aangiften IB/PVV over de jaren 2010 t/m 2016 op als eigen woning. De inspecteur legt navorderingsaanslagen op over 2013 en 2014 waarbij de Nederlandse woning wordt belast in box 3 in plaats van box 1.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste van art. 16 lid 2 onderdeel c AWR ondanks de omstandigheid dat de na te vorderen belasting minder bedraagt dan 30% van de verschuldigde belasting. De voorlopige aanslagen zijn opgelegd conform de aangiften van X en bij de definitieve aanslagen hoefde X niets bij te betalen. Het moet X dus kenbaar zijn dat de Nederlandse woning van X in die aanslagen nog steeds in box 1 in de heffing was betrokken en de aanslagen dus onjuist waren. De navorderingsaanslagen zijn dus terecht aan X opgelegd. De aanslagen worden wel conform de berekening van de inspecteur verminderd met voorkoming van dubbele belasting. Om die reden is het beroep van X wel gegrond.
Lees ook het thema Navordering
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 20 november