Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv geen afwaarderingsverlies van € 1.999.999 ten laste van het resultaat mag brengen, omdat sprake is van een onzakelijke lening via de dochter van de dga.

A houdt middellijk alle aandelen in belanghebbende, X bv. In 2008 verkoopt X bv haar 100%-belang in Y bv aan Z bv. B is enig aandeelhouder van Z bv. De verkoop is deels gefinancierd door een achtergestelde lening van € 2 mln. te verstrekken aan de dochter van A, de partner van B. De dochter heeft het bedrag vervolgens doorgeleend aan Z bv. Z bv gaat in 2020 failliet. X bv waardeert de vordering op de dochter af in haar aangifte VPB 2019. De inspecteur stelt dat sprake is van een onzakelijke lening en accepteert het afwaarderingsverlies niet.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv geen afwaarderingsverlies van € 1.999.999 ten laste van het resultaat mag brengen, omdat sprake is van een onzakelijke lening via de dochter van A. De rechtbank acht niet aannemelijk dat een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest de financiering op dezelfde wijze vorm te geven. De omstandigheid dat X bv bereid is geweest om het bedrag van € 2.000.000 aan de dochter te lenen kan alleen maar worden verklaard door de aandeelhoudersrelatie met A. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat X bv daarbij een debiteurenrisico heeft aanvaard dat een derde, niet aandeelhouder, niet zou hebben aanvaard, ook niet voor een hogere rente. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 26 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

797

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen