De heer X exploiteert een agrarische onderneming. In december 2004 brengt X een agrarisch perceel over van zijn ondernemingsvermogen naar privé om er een bedrijfswoning te realiseren. De inspecteur past de landbouwvrijstelling niet toe op het verschil tussen de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (wevab) cultuurgrond en de wevab bouwgrond ter zake van de onttrekking. De inspecteur handelt hiermee overeenkomstig de 7 mei arresten (zie HR 7 mei 2004, nrs. 38650, 39115, 39116, 39751, 39752 en 39963). X beroept zich op het in 2004 bestaande beleid waarbij voor onttrekkingen van de ondergrond van bestaande bedrijfswoningen aan het ondernemingsvermogen de landbouwvrijstelling kon worden toegepast voor het verschil tussen de wevab cultuurgrond en de wevab bouwgrond. Volgens X heeft de Staatssecretaris van Financiën dit beleid niet binnen een redelijke termijn beëindigd (zie Besluit van 8 maart 2006, nr. CPP2005/3338M), zodat ook anderen dan degenen die een perceel met een bestaande woning onttrekken - namelijk degenen die een perceel zonder woning onttrekken, zoals X - zich op het beleid kunnen beroepen. Hof Arnhem oordeelt dat X zich inderdad terecht beroept op het gelijkheidsbeginsel. De Staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de overgangsregeling van 8 maart 2006 ook openstaat voor agrarische ondernemers die op dat moment nog geen aanstalten hadden gemaakt om de etikettering van hun bedrijfswoning te wijzigen of zelfs niet daartoe het voornemen hadden. Volgens het besluit konden namelijk alle ondernemers de landbouwvrijstelling nog tot en met 31 december 2005 toepassen op het verschil tussen de wevab cultuurgrond en de wevab bouwgrond als zij uiterlijk op 30 juni 2006 schriftelijk hun keuze om de woning naar privé over te brengen kenbaar maakten. Het besluit van 8 maart 2006 strekt dus verder dan het treffen van een overgangsregeling om te voldoen aan gerechtvaardigde eisen van rechtszekerheid of eerbiediging van opgewekt vertrouwen. Het is in zoverre een zelfstandige tegemoetkoming die niet was ingegeven door een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot het bereik van de landbouwvrijstelling. X doet daarom terecht een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het beroep van de Staatssecretaris is ongegrond.