Hof Arnhem-Leeuwarden handhaaft de beschikking bestuurdersaansprakelijkheid van voormalig aandeelhouder X. Het opzettelijk niet betalen van belastingschulden vormt kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Naar aanleiding van een onderzoek in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid wordt belanghebbende, voormalig aandeelhouder X, als feitelijk bestuurder van de bv aangemerkt. De ontvanger stelt X vervolgens aansprakelijk voor onbetaald gebleven belastingschulden van de bv. Hof ’s-Hertogenbosch beslist in navolging van de rechtbank dat de ontvanger aannemelijk heeft gemaakt dat X feitelijk bestuurder was van de bv. De niet betaling van de verschuldigde belasting is het gevolg van aan X te wijten onbehoorlijk bestuur. Het hoger beroep van X is ongegrond. X komt in cassatie. Volgens de Hoge Raad heeft het hof zijn oordeel dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur ontoereikend gemotiveerd. Volgt verwijzing.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2019/30.1.6) maakt de ontvanger aannemelijk dat het niet betalen van loonheffing en omzetbelasting het gevolg is van een aan X te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Vast staat dat X feitelijk bestuurder van de bv was. Gelet op de strekking van de bestuurdersaansprakelijkheid – bestrijding van misbruik – vormt ook het opzettelijk achterwege laten van de inhouding en afdracht van verschuldigde loonbelasting en premies en het opzettelijk niet voldoen van verschuldigde omzetbelasting kennelijk onbehoorlijk bestuur. Het hoger beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen