De heer X is werkzaam als belastingadviseur bij maatschap Y, een accountants- en belastingadvieskantoor. Ter behartiging van zijn belang in maatschap Y heeft de heer X zijn winstaandeel ingebracht in Z cv, waarin belanghebbende, F bv, participeert. Op 1 januari 2006 draagt Z cv dit winstaandeel over aan een nieuwe maatschap Z, waarin de heer X weer voor 90% is gerechtigd.
F bv komt in beroep tegen de ambtshalve opgelegde aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2006. In geschil is het antwoord op de vraag of het door F bv genoten aandeel in het resultaat van Z cv op zakelijke grondslagen berust, hetgeen de inspecteur ontkent.
Rechtbank Breda overweegt dat de bedongen vergoeding niet zakelijk is. Na de overdracht van het winstaandeel in maatschap Y heeft Z cv namelijk slechts recht op 60% van de winst van maatschap Z. Dit is de tegenprestatie die maatschap Z verschuldigd is aan Z cv. Daarmee wijzigt het winstrecht van Z cv, dat voorheen louter afhankelijk was van de resultaten van maatschap Y, in een winstrecht dat én nog steeds afhankelijk is van de resultaten van maatschap Y én voorts afhankelijk wordt van de resultaten van maatschap Z. Een onafhankelijk handelende derde zou nooit hebben ingestemd met de door Z cv aanvaarde tegenprestatie, hetgeen leidt tot de conclusie dat de invloed van het onzakelijk handelen op het resultaat van Z cv moet worden geëlimineerd. Het beroep van F bv is ongegrond.