De Hoge Raad oordeelt dat de afschaffing van de afvalstoffenbelasting niet in strijd komt met art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.

Belanghebbende, X bv, is houder van een inrichting tot het verwerken van afvalstoffen. In cassatie is in geschil of de afschaffing van de afvalstoffenbelasting (en de herinvoering daarvan per 1 april 2014) en de bijbehorende overgangsregeling strijd opleveren met art. 1 EP EVRM. Met name spelen de vragen of het voorwaardelijk recht op restitutie van de afvalstoffenbelasting respectievelijk het onderhavige afval zelf als ‘eigendom' in de zin van art. 1 EP EVRM moeten worden beschouwd en of het eigendomsrecht is geschonden. Inzet van de procedure is een schadevergoeding van primair € 29.914.519 en subsidiair € 3.592.823.

De Hoge Raad oordeelt dat de afschaffing van de afvalstoffenbelasting niet in strijd komt met art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Als de in art. 27 lid 1 Wbm opgenomen voorwaardelijke aanspraak op belastingvermindering al kan worden aangemerkt als eigendom in de zin van art. 1 EP, kan niet worden gezegd dat de wetgever door de afschaffing van deze regeling op dit eigendomsrecht een ongeoorloofde inbreuk heeft gemaakt. De wetgever heeft bij afschaffing van de afvalstoffenbelasting en de invoering van de overgangsregeling de hem toekomende ruime beoordelingsmarge volgens de Hoge Raad niet overschreden. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X bv ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet belastingen op milieugrondslag 27

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Milieuheffingen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 26 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen