Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen de WOZ-waarde 2009 van zijn woning. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam verklaart het bezwaar op 9 april 2010 gegrond en verlaagt de WOZ-waarde van € 1.403.500 naar € 1.274.500. In de uitspraak op bezwaar wordt niet ingegaan op het verzoek van X om een vergoeding van de kosten. Op 19 april 2010 stuurt de heffingsambtenaar een nieuwe brief waarin X alsnog de gevraagde proceskostenvergoeding van € 827,40 ontvangt. Rechtbank Amsterdam verklaart het beroep van X ongegrond. In hoger beroep is in geschil de hoogte van de WOZ-waarde en de vraag of X voor de procedures bij rechtbank en hof in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding.
Hof Amsterdam kent vanwege een formeelrechtelijke omissie van zowel de heffingsambtenaar als de rechtbank een proceskostenvergoeding toe van € 1966,50. Het hof overweegt dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar heeft verzuimd om te beslissen op het verzoek van X om een vergoeding van de kosten. Dit had voor de rechtbank reden moeten zijn het beroep van X gegrond te verklaren in plaats van ongegrond. Hiermee is het hoger beroep van X gegrond en moet de rechtbankuitspraak worden vernietigd. Aan het voorgaande doet niet af dat X de kosten van bezwaar na de uitspraak op bezwaar wel gekregen heeft. De vergoeding voor de procedures bij de rechtbank en hof bedraagt € 1966,50. X ontvangt ook een vergoeding van het griffierecht voor beroep en hoger beroep.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam