Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur de bezwaren tegen de voorlopige aanslagen ten onrechte heeft aangemerkt als gericht tegen de definitieve aanslagen.

Bij mevrouw X wordt in maart 2008 op Schiphol contant geld in beslag genomen. X stelt het geld (mede) in Nederland als prostituee te hebben verdiend. X zou het contant bij zich hebben, omdat zij volgens de bank geen rekening kon openen. In juni 2008 worden voorlopige ib/pvv-aanslagen 2006 en 2007 aan X opgelegd. Aaangezien X geen aangifte over deze jaren doet, worden vervolgens ambtshalve definitieve aanslagen over deze jaren opgelegd. Volgens Rechtbank Haarlem zijn de beroepen gericht tegen de voorlopige aanslagen niet-ontvankelijk en zijn de beroepen gericht tegen de definitieve aanslagen ontvankelijk, doch ongegrond. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur de bezwaren tegen de voorlopige aanslagen ten onrechte heeft aangemerkt als gericht tegen de definitieve aanslagen. De bezwaren zijn niet-ontvankelijk omdat zij buiten de bezwaartermijn van de voorlopige aanslagen zijn ingediend. Deze bezwaren zijn dus terecht door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, zij het op de verkeerde gronden. Uit de gedingstukken blijkt niet dat er bezwaar en/of beroep is ingesteld tegen de definitieve aanslagen. De rechtbank heeft de beroepen ten onrechte als (mede) betreffende de definitieve aanslagen aangemerkt en dus ten onrechte ontvankelijk geacht. De beroepen zijn ongegrond, doch de inspecteur moet X wel proceskosten en griffierechten vergoeden.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

0

Gerelateerde artikelen