Aan belanghebbende, X, zijn aanslagen IB/PVV 2010 en 2012 met boeten en aanslagen Zorgverzekeringswet over dezelfde jaren opgelegd.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X zijn stelling dat hij de aanmaning tot het doen van aangifte niet heeft ontvangen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Omdat de inspecteur de verzending van de aanmaning wel aannemelijk heeft gemaakt, gaat de rechtbank uit van het vermoeden van ontvangst van de aanmaning. X moet dit vermoeden ontzenuwen, maar daarvoor is de enkele betwisting van ontvangst niet voldoende. De verklaring van X over het niet ontvangen van beide aanmaningen acht de rechtbank ongeloofwaardig. X heeft, met uitzondering van de beide aanmaningen, alle relevante stukken met betrekking tot de jaren 2010 en 2012 ontvangen. Ten slotte heeft X de stelling dat hij de aanmaningen niet heeft ontvangen pas ter zitting van 19 mei 2017 voor het eerst ingenomen. Dit was kort na de verschijning van een arrest over dit onderwerp (HR 14 april 2017, nr. 16/05276, V-N 2017/20.13). De rechtbank oordeelt dat X op de juiste wijze is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte. Aangezien X geen aangifte heeft gedaan, besluit de rechtbank tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank handhaaft de aanslagen en boeten en verklaart de beroepen van X ongegrond.
Lees ook het thema: Informatiebeschikking: stand van zaken
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 13 februari