X exploiteert een koffiehuis in het centrum van Haarlem. In geschil is of de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem X terecht heeft aangeslagen in de reclamebelasting. X verweert zich tegen de geografische beperking van de reclamebelasting (alleen het centrum).
Rechtbank Haarlem oordeelt dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de geografisch beperkte heffing van reclamebelasting in de binnenstad van Haarlem. Deze rechtvaardiging bestaat eruit dat vooral binnenstadondernemers profiteren van de activiteiten van het ondernemersfonds binnenstad dat met de reclamebelasting wordt gefinancierd. Verder overweegt de rechtbank dat de gemeente de haar toekomende bevoegdheid tot het heffen van reclamebelasting niet heeft gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor zij is gegeven. Voor de invoering van een reclamebelasting is niet vereist dat hiervoor draagvlak onder de belastingplichtigen bestaat, zodat het ontbreken van draagvlak ook niet kan leiden tot onverbindendheid van de verordening. De omstandigheid dat aan de gemeente mogelijk verschillende instrumenten ter beschikking staan om extra voorzieningen en activiteiten in een deel van de gemeente te bekostigen, leidt er niet toe dat de heffingsambtenaar in dit geval had moeten kiezen voor de BIZ-bijdrage. Verder leidt de in de verordening gehanteerde maatstaf niet tot een onredelijke en willekeurige heffing. Door aan te sluiten bij de oppervlakte van de reclame-uiting is gekozen voor een objectieve maatstaf die in relatie staat tot het belastbare feit. Bovendien is het niet noodzakelijk dat de heffingsmaatstaf gerelateerd is aan het profijt dat een belastingplichtige heeft van de door hem gedane openbare aankondiging. Het beroep van X is ongegrond.