Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding voor het indienen van een bezwaarschrift ten onrechte een bedrag van € 244 in plaats van € 246 heeft toegekend.

Belanghebbende, X, komt in beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Lopende het beroep besluit de heffingsambtenaar de aanslag te vernietigen. Rechtbank Amsterdam verklaart het beroep vanwege deze vernietiging het beroep niet-ontvankelijk en kent X een proceskostenvergoeding toe.

Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding voor het indienen van een bezwaarschrift ten onrechte een bedrag van € 244 in plaats van € 246 heeft toegekend. Het hoger beroep is in zoverre gegrond. Voor zover X betoogt dat de rechtbank ten onrechte een wegingsfactor heeft gehanteerd van 0,5, overweegt het hof dat dit in hoger beroep wordt getoetst naar de maatstaf of de rechtbank in redelijkheid tot haar oordeel heeft kunnen komen. Dit laatste is het geval. De rechtbank is kennelijk van oordeel geweest dat gelet op de grieven die in het beroepschrift werden aangedragen (welke hoofdzakelijk formeelrechtelijk van aard waren) de zaak in de beroepsfase in een lichtere gewichtscategorie viel dan in de bezwaarfase (waarin X ook inhoudelijke argumenten had aangevoerd ter vernietiging van de naheffingsaanslag). Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank tot deze beoordeling kunnen komen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 2 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen