Het Luxemburgse Z S.à.r.l. houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. De aandelen Z S.à.r.l. worden gehouden door twee vennootschappen die op de Kaaiman Eilanden zijn gevestigd en in handen zijn van B, een van de grootste private equity ondernemingen ter wereld. In verband met de overname van de vennootschap Q, stort Z S.à.r.l. € 43 mln op de aandelen in X bv, en trekt X bv € 634,8 mln aan leningen aan van Z S.à.r.l. In haar VPB-aangifte 2010-2011 brengt X de rente van € 45,2 mln op de lening in aftrek van haar winst. De inspecteur staat renteaftrek niet toe. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv de rente op de aandeelhouderslening niet in aftrek kan brengen. Volgens de rechtbank is er sprake van een deelnemerschapslening.
Hof Amsterdam volgt de rechtbank niet in haar oordeel dat sprake is van een deelnemerschapslening, omdat zelfstandige betekenis toekomt aan de over de aandeelhouderslening verschuldigde rente. Er wordt hierdoor niet voldaan aan één van de voorwaarden voor de aanwezigheid van een deelnemerschapslening. De aandeelhouderslening kan dan niet geacht worden feitelijk te functioneren als eigen vermogen van X bv. Vervolgens stelt het hof vast dat de aandeelhouderslening onzakelijk is. De inspecteur maakt aannemelijk dat een ander rentepercentage dan het overeengekomen rentepercentage van 15,216% onder vergelijkbare omstandigheden tussen onafhankelijke derden niet zou kunnen zijn overeengekomen, zonder dat die rente in wezen winstdelend zou zijn. Het hof staat uiteindelijk aftrek van € 5 mln aan rente toe en stelt het belastbaar bedrag vast op € 1,7 mln.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 12 juni