Hof Amsterdam is het met de inspecteur eens dat de verliezen van X zijn verdampt. Het verlies uit 2003 is niet meer te verrekenen met het inkomen uit 2015. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

X geniet in de jaren 2000 - 2004 negatief inkomen uit werk en woning (2000: -/- € 45.399, 2001: -/- € 19.021, 2002: -/- € 26.302, 2003: -/- € 515.941 en 2004: -/- € 1.762). Een beschikking IB/PVV 2007 van 16 december 2015 vermeldt een nog te verrekenen verlies van € 553.890. Naar aanleiding van de IB-aanslag 2015, met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.446, stelt X dat hij dat inkomen kan verrekenen met zijn verliezen.

Hof Amsterdam (V-N 2020/27.1.4) is het met de inspecteur eens dat de verliezen van X zijn verdampt. Volgens het hof konden de overgebleven verrekenbare verliezen uit 2003 (€ 515.941) en 2004 (€ 1.762) nog tot en met het jaar 2012 respectievelijk het jaar 2013 worden verrekend met positief inkomen uit werk en woning. Deze verliezen kunnen dus niet worden verrekend met het inkomen uit 2015. Het hof merkt hierbij op dat de beschikking IB/PVV 2007 van 16 december 2015 een verliesverrekeningsbeschikking is en niet een verliesvaststellingsbeschikking. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.153

Wet inkomstenbelasting 2001 3.151

Wet inkomstenbelasting 2001 3.150

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 juni

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen