Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Duitse schuldvordering niet wordt gelijkgesteld met een Belgische vordering. De Duitse schuldvordering verwerft dan ook niet de status van een Belgische schuldvordering.

Pantochim SA wordt in België in vereffening gesteld. In de loop van die vereffening betaalt Pantochim haar preferente BTW-schuld aan de Belgische Staat. België had echter in de loop van de vereffeningsprocedure ook aangifte gedaan van een schuldvordering van ruim € 600.000 die de Duitse Staat op Pantochim had. Duitsland verzoekt België om bijstand om de schuld te kunnen invorderen. Aangezien Pantochim ook nog een vordering heeft op België, verrekent België deze vordering van Pantochim met de schuld van Pantochim aan Duitsland. Volgens Pantochim is deze verrekening echter niet mogelijk. De Belgische rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Duitse schuldvordering niet wordt gelijkgesteld met een Belgische vordering. De Duitse schuldvordering verwerft dan ook niet de status van een Belgische schuldvordering. Of de mogelijkheid voor België om bij samenloop schuldvergelijking toe te passen een preferentiële behandeling is in de zin van art. 6 lid 2 EG-richtlijn 76/308, moet door de verwijzende rechter worden nagegaan.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Invordering

Editie: 12 juni

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen