De Hoge Raad oordeelt dat in geval het doorslaggevende oogmerk voor de wijze van verstrekken van geldleningen is het verijdelen van verbondenheid in de zin van art. 10a lid 4 Wet VPB 1969 de renteaftrek wordt geweigerd op grond van fraus legis.

X bv maakt deel uit van een complexe vennootschappelijke (private equity-)structuur die is opgericht door H-fonds om de X-groep te verwerven. H-fonds heeft in 2007 een viertal LP’s opgericht, welke zijn gevestigd op Guernsey. Elke LP, onderscheidelijk, LP 1, LP 2, LP 3 en LP 4 heeft op haar beurt een op Guernsey gevestigd subfonds opgericht, te weten subfonds I, subfonds II, subfonds III en subfonds IV. Investeerders hebben aan de door H-fonds opgerichte LP’s eigen vermogen verstrekt. Het opgehaalde eigen vermogen is vervolgens, door middel van de LP’s, als eigen vermogen verstrekt aan de subfondsen. De subfondsen hebben dit vermogen deels uitgeleend aan X bv en deels aangewend als storting van eigen vermogen in de in Nederland gevestigde coöperatie, Ac UA. De subfondsen hebben elk 25% stemrecht in Ac UA. Het lidmaatschapsrecht in Ac UA van onderscheidenlijk subfonds I, subfonds II, subfonds III en subfonds IV bedraagt 83,8%, 4,1%, 9,9% en 2,2%. Ac UA hield aanvankelijk alle aandelen in X bv. In 2011 is door H-fonds een vijfde eveneens op Guernsey gevestigde LP opgericht, LP 1A, die op haar beurt ook een subfonds heeft opgericht, subfonds V. Subfonds V heeft geen stem- of lidmaatschapsrecht in Ac UA en houdt ook geen aandelen in X bv. Enkel investeerders in LP 1 nemen deel als limited partner in LP 1A. Voor de overname van de X-groep hebben subfondsen II, III, IV en V leningen verstrekt aan X bv. LP 1A en subfonds V zijn op fiscaal advies opgericht als ‘zijspan’. De door de subfondsen verstrekte leningen aan X bv zijn achtergesteld, hebben een looptijd van bijna tien jaren en de rente wordt bijgeschreven op de hoofdsom. X bv heeft deze middelen gebruikt voor de financiering van de verwerving van de X-groep. X bv vormt na die verwerving een f.e. VPB met de X-groep. X bv stelt dat de verschuldigde rente aan de op Guernsey gevestigde subfondsen aftrekbaar is. Rechtbank Noord-Holland en Hof Amsterdam oordelen dat de rente verschuldigd aan de subfondsen niet aftrekbaar is op grond van fraus legis.

De Hoge Raad overweegt dat toetsing aan art. 10a Wet VPB 1969 voorafgaat aan de toetsing van het handelen in strijd met doel en strekking van de wet. Aftrek van rente kan niet worden aanvaard indien het aangaan van de schuld bij een niet verbonden lichaam deel uitmaakt van een samenstel van rechtshandelingen tussen gelieerde lichamen en dit samenstel tot stand is gebracht met als doorslaggevende oogmerk om verbondenheid in de zin van art. 10a lid 4 Wet VPB 1969 te verijdelen. De Hoge Raad oordeelt dat hier ten aanzien subfonds V sprake van is mede doordat de leningen niet zijn verstrekt door subfonds I maar door subfonds V. De rente verschuldigd aan subfonds V is niet aftrekbaar. Ten aanzien van subfondsen II, III, IV wordt aan de oogmerktoets niet voldaan. De aan die subfondsen verschuldigde rente is aftrekbaar.

Lees ook het thema De 10a-renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Editie: 25 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

1622

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen