Rechtbank Den Haag wijst X een hogere proceskostenvergoeding toe voor de kosten van de bezwaarfase omdat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van samenhangende zaken.

X maakt met succes bezwaar tegen de Woz-beschikking waarbij de waarde voor zijn woning op adres 1 op € 152 000 is vastgesteld. De waarde van de woning wordt verminderd tot € 126 000. X komt in beroep en stelt zich op het standpunt dat bij de vergoeding van de kosten bezwaarschrift de wegingsfactor 1 dient te worden gehanteerd en dat de heffingsambtenaar ten onrechte heeft gesteld dat er sprake is van een samenhangende zaak. Rechtbank Den Haag overweegt dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar heeft gesteld dat er bij de vergoeding van de kosten in bezwaar sprake is van samenhangende zaken met bezwaren met betrekking tot [adres 2 en 3]. Hij heeft die stelling niet nader onderbouwd en op het beroep van X heeft hij geen verweerschrift ingediend. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar, op wie na betwisting door X in dezen de bewijslast rust, met zijn enkele stelling niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In beroep is wel sprake van twee samenhangende zaken, omdat er sprake is van nagenoeg identieke beroepen die gelijktijdig zijn ingediend door dezelfde gemachtigde tegen nagenoeg identieke uitspraken op bezwaar. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 17 mei

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen