A-G Wathelet concludeert dat Nederland het verdedigingsbeginsel schendt. In Nederland kan een belastingplichtige namelijk zijn bezwaren pas uiten nadat een aanslag is opgelegd. Onder voorwaarden kan deze schending zonder gevolgen blijven.

Kamino International Logistics BV en Datema Hellmann Worldwide Logistics BV, zijn douane-expediteurs, en doen voor A bv aangiften voor het vrije verkeer voor tuinpaviljoens. Naar aanleiding van een controle na invoer bij A bv, worden aan Kamino en Datema utb's uitgereikt. Hof Amsterdam oordeelt dat, gelet op het Sopropé-arrest van het HvJ EU 18 december 2008, C-349/07, het beginsel van eerbiediging van de rechten van verdediging is geschonden doordat Kamino en Datema niet voorafgaand aan de uitreiking van de utb's op enigerlei wijze in de gelegenheid zijn gesteld om zich uit te laten over de elementen waarop de navordering van douanerechten was gebaseerd. Dit leidt echter niet tot vernietiging van de utb's, omdat Kamino en Datema door de schending van het verdedigingsbeginsel niet zijn benadeeld aangezien zij hun zienswijze zowel in bezwaar als in beroep schriftelijk uiteen hebben kunnen zetten en mondeling hebben kunnen toelichten. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen aan het HvJ EU gesteld over de gevolgen van de schending van het verdedigingsbeginsel voor de uitnodiging tot betaling van douanerechten.

Advocaat-generaal (A-G) Wathelet concludeert dat Nederland het verdedigingsbeginsel schendt doordat een belastingplichtige zijn bezwaren pas kan uiten nadat een aanslag is opgelegd. De A-G overweegt hierbij dat deze schending alleen dan niet zonder gevolgen kan blijven als de procedure zonder deze onregelmatigheid een andere afloop zou kunnen hebben gehad.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4.8

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 28 februari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen