De Hoge Raad oordeelt dat X het bedrag van € 50.000 als periodieke gift in aanmerking mag nemen. Uit de wetsgeschiedenis van art. 6.38 Wet IB 2001 en de jurisprudentie blijkt dat de wetgever geschillen over de aanwezigheid van een risico-element heeft willen voorkomen.

Belanghebbende, X, richt in 2004 stichting A op. Hij is voorzitter van het bestuur van de stichting. Met ingang van 1 januari 2008 heeft A een ANBI-status. Eind 2011 schenken X en zijn echtgenote via een notariële akte een jaarlijkse lijfrente van € 50.000 aan A. De schenking betreft een periode van vijf jaren en is gedaan onder de voorwaarde dat de verplichting tot schenking ook vervalt door het overlijden van de langstlevende schenker. De inspecteur is van mening dat er geen sprake is van een periodieke gift en corrigeert de aangifte. Volgens de inspecteur moet namelijk, nu de uitkering afhankelijk is van twee levens, de wezenlijke onzekerheid worden getoetst. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de gift is aan te merken als een periodieke gift. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie blijkt dat de wetgever geschillen over de vraag of in een voorkomend geval sprake is van een wezenlijke onzekerheid heeft willen voorkomen met het opnemen van de vijfjaarstermijn. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het bedrag van € 50.000 terecht niet als periodieke gift in aanmerking is genomen. Volgens het hof is aan de voorwaarden voor een periodieke uitkering niet zonder meer voldaan wanneer sprake is van jaarlijkse uitkeringen gedurende ten minste vijf jaren, die uiterlijk eindigen bij overlijden. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat X het bedrag van € 50.000 als periodieke gift in aanmerking mag nemen. Uit de wetsgeschiedenis van art. 6.38 Wet IB 2001 en de jurisprudentie blijkt dat de wetgever geschillen over de aanwezigheid van een risico-element van wezenlijke betekenis in het beloop van de uitkeringen of verstrekkingen heeft willen voorkomen. Daartoe is de eis dat de uitkeringen of verstrekkingen ten minste jaarlijks gedurende vijf of meer jaren moeten worden gedaan in de wet opgenomen. Wanneer is voldaan aan de eis met betrekking tot het aantal jaren, is daarmee de aanwezigheid van een risico-element van wezenlijke betekenis gegeven. Dat feitelijk de sterftekans lager is dan ongeveer een procent, staat dan niet aan aftrek als periodieke gift in de weg. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.38

Wet inkomstenbelasting 2001 6.34

Wet inkomstenbelasting 2001 6.32

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Carrousel: Carrousel

34

Gerelateerde artikelen