Eiseres, X, koopt van haar moeder een woning in aanbouw. Van de koopsom van € 400.000 wordt € 95.000 kwijtgescholden door de moeder. Omdat het gaat om een opvolgende verkrijging betaalt X overdrachtsbelasting over een grondslag van € 115.100 in plaats van over € 400.000 (zie art. 13 WBR). Dit resulteert in een te betalen bedrag aan overdrachtsbelasting van € 6906. De belastingdienst legt, nadat X aangifte heeft gedaan van de schenking, een aanslag schenkingsrecht op van € 8349, rekening houdend met een vrijstelling van € 4556. In geschil is welk bedrag op grond van artikel 24, vierde lid, SW 1956 in mindering moet worden gebracht op het recht van schenking. Rechtbank Arnhem oordeelt dat bij samenloop met overdrachtsbelasting de aanslag schenkingsrecht niet verminderd wordt voor het bedrag waarvoor op grond van de anti-cumulatiebepaling van art. 13 WBR geen overdrachtsbelasting is geheven. De vermindering waar X wel recht op heeft, bedraagt € 1562, namelijk 6% van (€ 90.444/€ 400.000 x € 115.100). In totaal bedraagt het schenkingsrecht bijgevolg € 6787. Omdat de inspecteur bij het opleggen van de aanslag en bij de uitspraak op bezwaar met de vermindering geen rekening heeft gehouden, is het beroep van X gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Arnhem
Editie: 13 februari