X woont samen met zijn zoon in een huis waarvan hij de eigenaar is. X en zijn zoon zijn elkaars fiscale partners. X neemt in zijn aangifte IB/PVV 2005 geen inkomsten uit eigen woning in aanmerking. Wel trekt hij in box 3 een schuld af van (na aftrek van tweemaal het drempelbedrag) € 21.800. Bij het regelen van de aanslag verhoogt de inspecteur de gemiddelde rendementsgrondslag met € 21.800. In een procedure bij de rechtbank over de aanslag IB/PVV 2001 heeft de inspecteur in zijn verweerschrift, gedagtekend 6 juni 2005, het standpunt ingenomen dat de schuld bij de aanslagregeling ten onrechte in aanmerking is genomen en dat deze fout via interne compensatie alsnog kan worden gecorrigeerd. De rechtbank verwerpt echter het beroep van de inspecteur op interne compensatie. Bij de aanslagregeling voor de jaren 2002, 2003 en 2004 heeft de inspecteur de aangifte, waarin de schuld in aftrek is gebracht, niet gecorrigeerd. In geschil is of X de schuld in box 3 als schuld in aanmerking kan nemen. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Hof Amsterdam stemt in met de beslissing van de rechtbank dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn schuld een ‘werkelijk bestaande schuld' was die in box 3 in aftrek kan worden gebracht. Anders dan X bepleit, rust de bewijslast voor het bestaan van een (aftrekbare) schuld op X en is van omkering van de bewijslast geen sprake. Voor een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel is onvoldoende dat de rechtbank in de procedure over 2001 het beroep van de inspecteur op interne compensatie voor de onterecht afgetrokken schuld heeft afgewezen. Ook de omstandigheid dat nadien aanslagen zijn opgelegd waarbij de aangifte niet is gecorrigeerd en de schuld in aftrek is toegelaten, is onvoldoende om te oordelen dat X erop mocht vertrouwen dat de inspecteur zijn gewijzigde standpunt heeft verlaten. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat bij hem de indruk is gewekt dat de inspecteur welbewust het standpunt heeft ingenomen dat de schuld aftrekbaar was (verg. HR 13 december 1989, nr. 25077, V-N 1990, blz. 902. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de beslissing van de rechtbank.