Rechtbank Noord-Holland beslist dat de standpuntwijziging van de inspecteur op de zitting niet leidt tot een hogere proceskostenvergoeding voor X.

X gaat in beroep tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV 2012 van, na bezwaar, € 56. Volgens X is de aanslag in strijd met het correctiebeleid van de Belastingdienst opgelegd. Op grond van dit beleid wordt niet nagevorderd bij een te betalen bedrag minder dan € 450, tenzij sprake is van kwade trouw of repeterende onjuistheden.

Rechtbank Noord-Holland volgt het op de zitting door de inspecteur ingenomen standpunt dat de navorderingsaanslag in strijd met het correctiebeleid is opgelegd en moet worden vernietigd. Het beroep van X is gegrond. De rechtbank kent X een immateriële schadevergoeding toe vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaar- en beroepsfase. De inspecteur wordt ook veroordeeld in de door X gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Daarbij wordt de wegingsfactor van de zaak door de rechtbank op gemiddeld vastgesteld. Anders dan X meent, is de juridische ingewikkeldheid en de bewerkelijkheid van de deze zaak niet van dien aard dat aan deze zaak een zwaarder gewicht moet worden toegekend. De omstandigheid dat de inspecteur zich pas op de zitting op het standpunt heeft gesteld dat de navorderingsaanslag ten onrechte is opgelegd en moet worden vernietigd, maakt dit niet anders.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 1

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 24 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen