X is een stichting die beveiligingsdiensten inkoopt voor ondernemers op een industrieterrein. De gemeente subsidieert deze en andere activiteiten middels een opslag op de onroerende zaakbelasting die aan stichting 3 wordt uitbetaald. X declareert haar kosten bij deze stichting. X stelt dat zij ondernemer is voor de omzetbelasting. Over het derde kwartaal van 2017 en de periode van 31 juli 2018 tot en met 31 december 2018 verzoekt zij om teruggave van de in rekening gebrachte BTW. De inspecteur stelt dat geen sprake is van een economische activiteit en verleent de teruggaven niet. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen sprake is van een economische activiteit. Stichting 3 levert een vergoeding vanuit het algemeen belang zonder zelf gebruik te maken van de geleverde dienst. Een rechtstreeks verband ontbreekt. Een beroep op het besluit van de Staatssecretaris van 25 november 2011, BLKB 2011/641M, V-N 2012/6.16, paragraaf 6.3.7, slaagt niet omdat X niet aannemelijk maakt dat de kosten feitelijk worden gedragen door de aangesloten ondernemers. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7