Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heer X zich ten onrechte beroept op het vertrouwensbeginsel en dat het beroep van de inspecteur op interne compensatie daarom slaagt. Voor de vraag of interne compensatie mogelijk is, is niet van belang of de inspecteur heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht.

De heer X is gehuwd en heeft drie kinderen. X woont in 2013 in Nederland en zijn vrouw en kinderen wonen in Frankrijk. In november 2013 is aldaar het echtscheidingsvonnis uitgesproken. Conform het echtscheidingsconvenant is door X in 2013 € 205.000 aan zijn ex betaald. Daarnaast doet X afstand van € 134.161 van een eerder aan zijn ex verstrekte geldlening en betaalt hij in 2014 € 189.839 aan haar. In zijn IB-aangifte over 2013 claimt X persoonsgebonden aftrek voor € 205.000 als zijnde alimentatie, een (forfaitair) bedrag aan kosten levensonderhoud kinderen van € 4740 en de alleenstaande ouderkorting. Later dient X een herziene aangifte in. De inspecteur corrigeert de eerste aangifte door de alleenstaande ouderkorting te weigeren. In geschil is of de inspecteur terecht geen rekening heeft gehouden met de herziene aangifte. X wil conform de herziene aangifte in totaal € 343.901 aftrekken als persoonsgebonden aftrek. De inspecteur beroept zich op interne compensatie, aangezien de aanslag eerder te laag dan te hoog is. Niet in geschil is namelijk dat slechts € 139.161 aftrekbaar is op grond van art. 6.1 lid 2-a Wet IB 2001.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heer X zich ten onrechte beroept op het vertrouwensbeginsel en dat het beroep van de inspecteur op interne compensatie daarom slaagt. Voor de vraag of interne compensatie mogelijk is, is niet van belang of de inspecteur heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht. De vraag of daarvan sprake is, is uitsluitend van belang of navordering mogelijk is, maar dat is (nog) niet gebeurd. X heeft de aftrek in het kader van de echtscheiding niet uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de inspecteur voorgelegd. Er zijn slechts aftrekposten opgevoerd zonder nadere toelichting. De omstandigheid dat de inspecteur de aangiften heeft beoordeeld op basis van alleen die gegevens is onvoldoende voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 8 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen