De Hoge Raad oordeelt dat ook de extra lange termijn voor gemeenten om te beslissen op onder andere WOZ-bezwaren kan worden verdaagd met zes weken.

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een WOZ-beschikking van de gemeente Rotterdam. In geschil is of hij aanspraak maakt op een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar.

De Hoge Raad oordeelt dat ook de extra lange termijn voor gemeenten om te beslissen op onder andere WOZ-bezwaren kan worden verdaagd. De verlengde beslistermijn houdt in dat gemeenten in principe uitspraak moeten doen in hetzelfde kalenderjaar waarin het bezwaar is ingediend, zie art. 30 lid 9 Wet WOZ en art. 236 lid 2 Gemeentewet. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze wetsbepalingen leidt de Hoge Raad af dat de mogelijkheid tot verdaging hier onverkort geldt. Dit betekent dat de heffingsambtenaar de beslistermijn met zes weken kon verdagen en dat de ingebrekestelling van X prematuur was. Het hof heeft het beroep voor zover het was gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard en geen dwangsom vastgesteld. Het hof heeft wel miskend dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden met twee maanden. Ook heeft het hof ten onrechte de door de rechtbank toegekende vergoeding van griffierecht en proceskosten niet in stand gelaten. De heffingsambtenaar is na het instellen van het beroep immers aan X tegemoet gekomen (vgl. HR 3 december 2010, nr. 09/04397, BNB 2011/69). De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam die opnieuw moet oordelen over deze laatste twee aspecten.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 april

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen