Belanghebbende (X bv) exploiteert een bouwbedrijf. Op haar balans passiveert ze een garantievoorziening. De voorziening bedraagt ultimo 2005 € 1.050.267 en ultimo 2006 € 1.133.624. In 2007 past belanghebbende de dotatiegrondslag aan en ultimo 2007 bedraagt de voorziening € 335.000. Dit leidt tot een vrijval van de voorziening in 2007 van € 812.836. De inspecteur acht het echter – in verband met de tariefsverlagingen in de Vpb – gewenst om correcties over de jaren 2005 en 2006 aan te brengen.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de garantievoorziening in de jaren 2005 en 2006 te hoog was. De rechtbank overweegt hierbij dat, als moet worden aangenomen dat een voorziening ultimo 2007 van € 335.000 niet te laag is, alleen onder zeer bijzondere omstandigheden zou kunnen worden aangenomen dat een voorziening ultimo 2005 en 2006 van € 1.050.267 en € 1.133.624 niet te hoog was. Hetgeen belanghebbende hierover aanvoert – de mogelijke verkoop van het bedrijf – is volgens de rechtbank niet aan te merken als een dergelijke zeer bijzondere omstandigheid. De inspecteur heeft de voorziening dan ook terecht in de jaren 2005 en 2006 deels laten vrijvallen.