De Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat afnemer K is gevestigd buiten de EU en evenmin dat haar diensten onder de financiële BTW-vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel i onder 2 Wet OB 1968 vallen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt.

X verricht diensten met betrekking tot waardepapieren, in het bijzonder levensverzekeringspolissen. K is afnemer van de diensten van X. In een brief van 8 augustus 2011 van X aan de inspecteur staat dat K polissen koopt van X en dat X slechts korte tijd betrokken is bij de verwerving van deze polissen. Ook houdt X zich bezig met het verwerven van participanten en het opzetten van de participatiestructuren.

In een brief van 27 mei 2019 staat dat X fondsen voor gemene rekening en stichtingen opzet en een verkoop- en participantenadministratie bijhoudt. Op grond van art. 15 lid 2 onderdeel c Wet OB 1968 vraagt X voorbelasting terug, waarbij X ervan uitgaat dat haar diensten kwalificeren als bemiddeling aan K en dat K buiten de EU is gevestigd.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat K buiten de EU is gevestigd. De door X verstrekte documenten en verklaringen vermelden consequent dat K is gevestigd buiten de EU, maar bevatten geen aanwijzingen voor de juistheid daarvan. Uit feiten van de strafrechtelijke procedure waarbij G, I en J zijn beschuldigd van fraude bij investeringsproducten waarbij X is betrokken, blijkt dat K wordt geleid vanuit Nederland.

X maakt niet aannemelijk dat sprake is van bemiddeling bij waardepapieren, zodat de financiële BTW-vrijstelling niet van toepassing is. De in de brieven gepresenteerde feiten wijzen erop dat X meer doet dan alleen bemiddelingsdiensten.

Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin. Uit een rapport en een e-mailbericht uit 2011 blijkt dat de inspecteur de aard van de prestatie duidt als bemiddeling, maar dat hij dat nog niet definitief doet en dat X dit weet. In dit rapport laat de inspecteur zich niet uit over de aanvaardbaarheid van het standpunt dat K buiten de EU is gevestigd. Daarom kan bij X in redelijkheid niet de indruk zijn gewekt dat het aanmerken van de prestatie als bemiddeling en het benoemen van M als vestigingsplaats van X berust op een weloverwogen standpuntbepaling waarop de inspecteur later niet kan teruggekomen.

Les ook de thema's Diverse btw-vrijstellingen onder de loep en Grensoverschrijdende btw: Goederen of diensten (ver)kopen in het buitenland.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 6

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 6 oktober

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen