Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de stelling van de heer X dat hij slechts handelde als belastingadviseur van A bv niet is te rijmen met de door hemzelf gedane melding van betalingsonmacht en ook overigens niet met enig bewijs is onderbouwd.

Belanghebbende, de heer X, is van beroep belastingadviseur en is vanaf eind 2011 (statutair) bestuurder van A bv. X is van 16 december 2011 tot 9 september 2013 tevens de enige aandeelhouder. In geschil is of X door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden en de boetes van A bv, alsmede voor de invorderingskosten. Op 2 september 2013 vindt volgens de KvK bij A bv een bestuurderswisseling plaats. Deze wisseling zou volgens de KvK terugwerkende kracht hebben tot 6 februari 2013. Vanaf 9 september 2013 is X geen aandeelhouder meer. X stelt dat hij vanaf 6 februari 2013 geen bestuurder meer was en dat hij dus voor schulden van na die periode niet aansprakelijk is. Rechtbank Noord-Holland oordeelt echter dat X ook na 6 februari 2013 nog heeft te gelden als bestuurder van A bv. Gelet op de door X met de ontvanger gevoerde correspondentie is aannemelijk dat X daarna feitelijk A bv heeft bestuurd. X stelt vergeefs dat hij toen nog slechts optrad als belastingadviseur. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat de stelling van X dat hij slechts handelde als belastingadviseur van A bv niet is te rijmen met de door hemzelf gedane melding van betalingsonmacht en ook overigens niet met enig bewijs is onderbouwd. Het beroep van X is slechts gegrond omdat A bv op het moment van de aansprakelijkstelling met betrekking tot de betaling van één naheffingsaanslag nog niet in gebreke was.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hof Amsterdam

2

Gerelateerde artikelen