De heer X is sinds 2009 houder van een auto. De eerste schorsing van het kenteken duurt van 12 augustus 2010 tot en met 7 augustus 2011. De tweede schorsing duurt van 8 augustus 2011 tot en met 28 maart 2012. Op 15 februari 2012 is de auto stilstaand aangetroffen op de openbare weg. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak van 14 april 2011 tot en met 28 maart 2012, alsmede de 100% verzuimboete van € 1.274. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt vergeefs dat de auto aldaar bij een herstelbedrijf was en dat hij de kentekenplaten had verwijderd. Het maakt ook niet uit dat de inspecteur geen fotomateriaal van de controle kan overleggen. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag (MK I, 25 april 2014, BK-13/00673, V-N Vandaag 2014/842) oordeelt dat een boete van 50%, conform het standpunt ter zitting van de inspecteur, passend en geboden is. Het beroep van X is slechts gegrond voorzover het op die vermindering betrekking heeft. Voor het overige voert X namelijk geen wezenlijk nieuwe grieven tegen de naheffing aan. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 35
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad