Belanghebbende, de heer X, is enig aandeelhouder en bestuurder van een bv. In het kader van zijn dienstbetrekking stelt de bv aan hem achtereenvolgens twee personenauto's (Mercedes Benz E 350 CDI en Bluetec) ter beschikking. In de arbeidsovereenkomst staat dat hij ze alleen zakelijk mag gebruiken en dat privégebruik niet is toegestaan. In de door X ondergetekende 'Verklaring geen privégebruik auto' (art. 13bis Wet LB 1964) staat: "Ik weet dat ik moet kunnen bewijzen dat ik niet meer dan 500 privékilometers met de (…)auto rijd". Aangezien later blijkt dat er geen rittenregistraties zijn bijgehouden, legt de inspecteur over 2012 tot en met 2014 naheffingsaanslagen loonheffing en verzuimboetes op. Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet overtuigend aantoont dat de auto's op jaarbasis voor niet meer dan 500 km's privédoeleinden zijn gebruikt. Weliswaar was privégebruik niet toegestaan, maar van enige controle is niet gebleken. Bovendien zou een eventuele controle feitelijk bij X zelf liggen en hij beschikte over de sleutel van het hek waar de auto's na sluitingstijd stonden. De verzuimboetes van respectievelijk € 2.083, € 2.938 en € 1.252 zijn ook passend en geboden, omdat X geen pleitbaar standpunt heeft (vgl. HR 21 april 2017, nrs. 15/05278 en 15/05349 t/m 15/05356, V-N 2017/22.9). Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Wet op de loonbelasting 1964 13bis