Belanghebbende, X bv, produceert tapijten. Voor de productie daarvan wordt gebruik gemaakt van garenklossen. Deze bestaan uit kartonnen kokers (cones) met daaromheen de garens. De buitenlandse producenten van de garens zetten de garens op de cones en leveren de garenklossen vervolgens aan X bv. Als de garens bijna verbruikt zijn, worden de cones verwijderd en worden nieuwe garenklossen geplaatst. De verwijderde cones worden door X bv verkocht. In geschil is of over 2008 terecht een naheffingsaanslag verpakkingenbelasting is opgelegd. Volgens Rechtbank Gelderland is X bv terecht aangemerkt als Wbm-belastingplichtige, zijn de cones aan te merken als verpakking (art. 80 letter a Wbm). Aangezien een te hoog tarief is toegepast, wordt de aanslag verlaagd met € 29.716 (714.325 x (€ 0,0641 -/- € 0,0225) tot € 24.595. X bv gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de cones geen onderdeel van productieapparaat zijn omdat ze na gebruik worden verwijderd. Voorts worden de cones gebruikt om het product als verkoopeenheid te presenteren. De cones zijn dus verpakkingen in de zin van de Verpakkingenrichtlijn (7 februari 2013, 2013/2/EU). X bv beroept zich ook vergeefs op het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur. Kernen, spoelen en haspels met een lengte vanaf 50 cm zijn namelijk terecht vrijgesteld. De wetgever heeft zijn ruime beoordelingsmarge niet overschreden door deze logistieke hulpmiddelen vrij te stellen. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond. Ten overvloede wordt overwogen dat de cone een verkoop- of primaire verpakking is. Aangezien de inspecteur echter geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, blijft de uitspraak van de rechtbank in stand.
Wetsartikelen:
Wet belastingen op milieugrondslag 80
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Milieuheffingen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 15 september