Rechtbank Oost-Brabant oordeelt ambtshalve dat het bezwaar niet-ontvankelijk is.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende, X, op 14 augustus 2017 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter hoogte van € 61,40. X heeft op 27 september 2017 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De heffingsambtenaar heeft op 16 februari 2018 uitspraak gedaan. In geschil is of er terecht een aanslag opgelegd is en of er een dwangsom verschuldigd is.Rechtbank Oost-Brabant oordeelt ambtshalve dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. X heeft het bezwaarschrift ingediend op 26 september 2017 en blijkens het poststempel op de envelop is het ook op deze datum bezorgd. De termijn om bezwaar te maken is overschreden. De uitspraak op bezwaar kan niet in stand blijven. De rechtbank vernietigt dan ook de uitspraak. De heffingsambtenaar heeft per e-mail van 29 december 2017 de beslistermijn verlengd. Deze e-mail is verzonden naar het e-mailadres van X. Dat deze e-mail in het spamfilter is gekomen vindt de rechtbank het risico van X. Er is geen dwangsom verschuldigd.

Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 4.19

Algemene wet bestuursrecht 6.8

Algemene wet bestuursrecht 6.7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 6 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen