Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat bouwterreinen niet aangemerkt kunnen worden als woningen in aanbouw. Nu de bouwterreinen geen woningen in aanbouw zijn, is niet in geschil dat het zorgcomplex voor de OZB moet worden aangemerkt als niet-woning.

Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een zorgcomplex. In geschil is of het object voor de OZB moet worden aangemerkt als een woning of een niet-woning.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat bouwterreinen op een zorgcomplex niet aangemerkt kunnen worden als woningen in aanbouw. Nu er een bouwvergunning is verleend, is er volgens X op grond van art. 17 lid 4 Wet WOZ sprake van een woning in aanbouw. Daarmee miskent X echter dat art. 17 lid 4 Wet WOZ nog een tweede eis stelt (namelijk dat de bouw is aangevangen) waaraan hier niet wordt voldaan. Nu de bouwterreinen geen woningen in aanbouw zijn, is niet in geschil dat het zorgcomplex voor de OZB moet worden aangemerkt als niet-woning. Daarmee staat vast de aanslag OZB eigenarenbelasting terecht naar het niet-woningtarief is opgelegd en dat X niet is vrijgesteld van de gebruikersbelasting. Voor de gebruikersbelasting heeft de heffingsambtenaar echter de woondelenvrijstelling niet juist toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank staat het X vrij om in beroep de waarde van de woondelen te betwisten, ook al is de WOZ-waarde niet in geschil. X maakt aannemelijk dat de woondelenvrijstelling op een te laag bedrag is vastgesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Gemeentewet 220e

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 6 juni

78

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen