De heer X is in 2010 failliet gegaan. Eind 2013 zijn de verrekenbare verliezen € 107.278. In 2014 is zijn schuldsaneringstraject afgerond met een schone lei. Zijn IB-aanslag over 2014 is conform de aangifte vastgesteld. In deze aangifte is geen kwijtscheldingswinst opgenomen. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning was € 23.768 en is na de verliesverrekening vastgesteld op nihil. In oktober 2015 ontdekt de inspecteur dat de schuldsanering van X is geëindigd met een schone lei. Het verrekenbare verlies van X per 31 december 2014 is vervolgens nieuw vastgesteld op nihil. De vrijval van de ondernemersschulden is in 2014 is (tot het bedrag van het te verrekenen verlies) aangemerkt als kwijtscheldingswinst. De aanslag over 2014 bleef ongewijzigd op nihil staan. X stelt dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, omdat hij toeslagen van 2010 moet terugbetalen. Voor de toeslagen wordt namelijk uitgegaan van het verzamelinkomen vóór de verliesverrekening.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het toetsingsinkomen voor toeslagen en de kwijtscheldingswinst niet goed op elkaar aansluiten en dat dit voor X tot een ongewenst gevolg heeft geleid. Het is de vraag of de wetgever dit gevolg bewust heeft aanvaard. In het kader van deze procedure over de herziene verliesverrekeningsbeschikking bestaat er echter geen oplossing voor. X zou bij de Minister van Financiën nog wel een beroep kunnen doen op de hardheidsclausule (art. 63 AWR) of anders met de ontvanger in overleg kunnen treden over kwijtschelding. De inspecteur heeft geen toezegging gedaan of heeft op een andere manier de indruk gewekt dat de toeslagen (en de voorlopige teruggaaf voor 2015) door de herziene verliesbeschikking in stand zouden blijven. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.151
Algemene wet inzake rijksbelastingen 63
Wet inkomstenbelasting 2001 3.13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Invordering, Toeslagen en zorgverzekeringswet
Instantie: Rechtbank Gelderland