De Hoge Raad oordeelt dat Hof Arnhem-Leeuwarden ten onrechte de definitie van het begrip bouwterrein zoals die geldt per 1 januari 2017 heeft toegepast. Dit kan echter niet tot cassatie leiden. De levering van de onroerende zaak is uitgezonderd van de vrijstelling.

X bv levert op 28 oktober 2015 een perceel grond aan een stichting voor € 1.484.000. Op het perceel is een semipermanent verzorgingshuis gevestigd. De woonunits hiervan bestaan uit 154 portacabins. Daarnaast zijn een klinkerbestrating en parkeerplaatsen aanwezig. X bv neemt bij de levering aanvullende verplichtingen op zich, zoals sanering van de grond en betaling van de verwijdering van de bebouwing en bestrating. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de BTW-naheffingsaanslag terecht opgelegd. De levering van het perceel en de in de akte van levering vastgelegde werkzaamheden kwalificeren als één samengestelde handeling, namelijk de levering van een bouwterrein. X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte de definitie van het begrip bouwterrein heeft toegepast zoals die met ingang van 1 januari 2017 in de Wet is opgenomen. De vraag of de levering een bouwterrein betrof, moet worden beantwoord met inachtneming van de op 28 oktober 2015 van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Dit kan echter niet tot cassatie leiden. In het oordeel van het hof ligt besloten dat X bv moet worden geacht niet een oud gebouw met erbij behorend terrein te hebben geleverd maar, vanwege handelingen die op grond van de contractuele bepalingen met betrekking tot de bebouwing op het terrein voor haar rekening en risico moesten worden verricht, onbebouwde grond. Het is niet voor redelijke twijfel vatbaar dat het begrip “instaan voor” zoals gebruikt door het HvJ EU in het arrest van 19 november 2009, Don Bosco Onroerend Goed BV, C-461/08, V-N 2009/59.17, niet is beperkt tot gevallen waarin de verkopende ondernemer zich jegens de afnemer heeft verplicht om zelf de bebouwing op een terrein te verwijderen dan wel daartoe opdracht te geven aan een derde en de kosten daarvan zelf rechtstreeks te dragen. Daaronder valt ook te begrijpen het geval waarin de verkopende ondernemer de afnemer in staat stelt die bebouwing voor zijn (dat wil zeggen: van de verkopende ondernemer) rekening en risico door een derde te laten verwijderen. De levering is daarom uitgezonderd van de vrijstelling van omzetbelasting. Het oordeel dat X bv aan de koper onbebouwde grond heeft geleverd, kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in deze cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het beroep van X bv is ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt zij wel een immateriële schadevergoeding van € 500.

Lees ook het thema De levering van een bouwterrein: btw of overdrachtsbelasting?

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Omzetbelasting

Editie: 12 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

494

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen