Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur onvoldoende aannemelijk maakt dat X bv en haar dga zich bewust waren, althans redelijkerwijs ervan bewust behoorden te zijn, dat X bv al het geld in het privévermogen van de dga heeft doen overgaan.

De heer A is directeur-grootaandeelhouder van X bv (belanghebbende). X bv verkoopt in 2000 een pakket aandelen. Zes weken na ontvangst van de verkoopsom wordt f 15 miljoen (€ 6.806.703) daarvan overgemaakt naar drie beleggingsrekeningen op naam van A. In 2002 claimt X bv echter zelf per saldo fors verlies op deze beleggingen te hebben geleden. In geschil is of X bv in 2000 een dividenduitkering aan A heeft gedaan en of het resultaat van de beleggingen in 2001 en begin 2002 aan X bv moet worden gerekend. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de stortingen op de rekeningen moeten worden gekwalificeerd als bewuste uitdelingen aan A. Er heeft aldus een vermogensverschuiving plaatsgevonden naar het privévermogen van A. X bv stelt vergeefs dat de tenaamstellingen door tijdsdruk c.q. gemak fout zijn gegaan. X bv gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur onvoldoende aannemelijk maakt dat X bv en A zich bewust waren, althans redelijkerwijs ervan bewust behoorden te zijn, dat X bv al het geld in het privévermogen van A heeft doen overgaan. A meende namelijk dat X bv vanwege voorgenomen investeringen nog een 'claim' op het geld had. De inspecteur maakt wel aannemelijk dat er voor het overige bewust is gepoogd om vermogen en rendementen 'in privé te houden'. In goede justitie wordt de uitdeling gesteld op f 5 miljoen (€ 2.268.901). De naheffingsaanslag dividendbelasting wordt daarom verminderd tot f 1.250.000 (€ 567.225), zijnde 25% van f 5 miljoen. Het beroep inzake de VPB-aanslagen is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Dividendbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 31 december

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen