Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft de Tweede Kamer een aantal moties aangenomen met budgettaire consequenties. Minister Kaag en staatssecretaris Van Rij van Financiën gaan in een brief aan de Tweede Kamer in op de uitvoeringstechnische mogelijkheden en de budgettaire consequenties van deze moties.
Niet alle fiscale maatregelen in de moties zijn uitvoerbaar per 1 januari 2024. Sommige fiscale maatregelen in de moties wijzigen namelijk de structuur van een belasting. Voor het kabinet geldt het uitgangspunt dat tijdens en na de augustusbesluitvorming uitsluitend parameterwijzigingen nog uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst per 1 januari van het aankomende jaar.
De bewindslieden bespreken de volgende moties:
-
Motie 14 van Hermans c.s. over het met een jaar verlengen van de huidige korting en het eenmalig niet indexeren van de benzine-en dieselaccijnzen.
-
Motie 23 van Klaver c.s. over het minimumloon per 2024 met 1,7% extra verhogen en de verlaging van het afbouwpunt van het kindgebonden budget voor paren met circa € 9.000 terugdraaien.
-
Motie 26 van Bontenbal c.s. over zorgen dat ook transferpassagiers en privéjets vliegbelasting gaan betalen en de opbrengst gebruiken om de energierekening voor huishoudens te verlagen.
-
Motie 45 van Stoffer over het structureel verhogen van de kinderbijslag met € 250 miljoen en dit te dekken door het generiek beperken van de tabelcorrectiefactor;
-
Motie 52 van Dassen c.s. over de taakstelling voor belastingconstructies en fiscale regelingen realiseren en daarmee de inkomstenbelasting voor 2024 niet verhogen.
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 3 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen