Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het verzoek van beleggingsfonds X om teruggaaf van dividendbelasting terecht is afgewezen. X heeft niet kenbaar gemaakt dat zij instemt met de vereiste vervangende betaling.

Het niet in Nederland gevestigde beleggingsfonds X verzoekt om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2003, 2004 en 2006. De inspecteur wijst het verzoek af.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het verzoek van beleggingsfonds X om teruggaaf van dividendbelasting terecht heeft afgewezen. Onder verwijzing naar het KA Deka-arrest van de Hoge Raad (23 oktober 2020 nr. 16/03954, V-N 2020/54.14) stelt de rechtbank vast dat X niet kenbaar heeft gemaakt dat zij instemt met de vereiste vervangende betaling. Er bestaat dan geen recht op teruggaaf. De stelling van X dat sprake is van verboden staatssteun omdat geen buitenlands fonds in aanmerking komt voor een teruggaaf van dividendbelasting, wordt ook verworpen. Daarbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch van 19 april 2023 (22/00557, V-N 2023/41.1.6).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28

Wet op de dividendbelasting 1965 10a

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Dividendbelasting

Editie: 3 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

170

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen