Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het progressieve bouwlegestarief in de gemeentelijke verordening leidt tot een onredelijke en willekeurige heffing. Het hof overweegt dat de gemeente aanvragers van bouwplannen met ‘grote bouwsommen' substantieel zwaarder belast dan aanvragers van bouwplannen met ‘kleine bouwsommen' en ‘middelgrote bouwsommen', terwijl de kosten voor de gemeente die met het in behandeling nemen van een aanvraag gepaard gaan naar verhouding (veel) lager zijn voor een aanvraag van een bouwplan met een ‘grote bouwsom' dan voor een aanvraag van een bouwplan met een ‘kleine' of ‘middelgrote bouwsom', zonder dat voor deze ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging is aangevoerd.
Aan belanghebbende, X bv, is ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning voor het vergroten van een winkelgebouw met parkeergelegenheid een aanslag bouwleges opgelegd van € 223.647,50 bij een heffingsmaatstaf van € 10 mln aan bouwkosten.Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het progressieve bouwlegestarief in de gemeentelijke verordening leidt tot een onredelijke en willekeurige heffing. Het hof overweegt dat de gemeente aanvragers van bouwplannen met ‘grote bouwsommen' (bouwkosten van € 250.000 of hoger) substantieel zwaarder belast dan aanvragers van bouwplannen met ‘kleine bouwsommen' (bouwkosten tot € 25.000) en ‘middelgrote bouwsommen' (bouwkosten tussen € 25.000 en € 250.000), terwijl de kosten voor de gemeente die met het in behandeling nemen van een aanvraag gepaard gaan naar verhouding (veel) lager zijn voor een aanvraag van een bouwplan met een ‘grote bouwsom' dan voor een aanvraag van een bouwplan met een ‘kleine' of ‘middelgrote bouwsom', zonder dat voor deze ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging is aangevoerd. Ten overvloede overweegt het hof nog dat de heffingsambtenaar het inzicht en de controleerbaarheid van de geraamde baten onvoldoende heeft verschaft, zodat het hof geen oordeel kan geven over de mogelijke overschrijding van de opbrengstlimiet. Conclusie is dat de verordening jegens X bv geheel onverbindend moet worden verklaard. De rechtbank heeft overigens in strijd met de goede procesorde gehandeld door de heffingsambtenaar vier dagen voor de oorspronkelijk geplande zitting in de gelegenheid te stellen om alsnog aan de verzwaarde verplichting tot motivering te voldoen.
0