X bv is moedermaatschappij van de fiscale eenheid, waarin E bv als dochtermaatschappij is gevoegd. Door middel van E bv houdt X bv (indirecte) belangen in de in Argentinië gevestigde vennootschappen F (100%), G (100%), H (100%), I (100%). E bv heeft in 2014 kapitaalstortingen verricht in H en I. Deze kapitaalstortingen is E bv schuldig gebleven. De kapitaalstortingen en de daarmee schuldig gebleven bedragen luiden in Argentijnse Peso. X bv doet als moedermaatschappij van de fiscale eenheid aangifte in Euro. In 2015 behaalt E bv een valutawinst op de schuldig gebleven bedragen ten bedrage van € 1.789.512. In haar aangifte VPB over 2014 en 2015 doet zij geen beroep op de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 letter a Wet VPB 1969 en laat de betaalde rente van € 214.083 en de valutawinst van € 1.789.512 – per saldo € 1.575.429 – buiten aanmerking. Bij het vaststellen van de aanslag VPB wijkt de inspecteur van de aangifte af en neemt de in de aangifte niet in aanmerking genomen valutawinst bij het vaststellen van de aanslag wel in aanmerking. In geschil is of X bv terecht de valutawinst niet in aanmerking heeft genomen op grond van art. 10a lid 3 letter a Wet VPB 1969.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat uit de tekst van art. 10a lid 3 onderdeel a Wet VPB 1969 volgt dat de tegenbewijsregeling slechts van toepassing is indien de X bv de feiten stelt, en bij betwisting aannemelijk maakt dat aan de schuld en aan de betreffende rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Het is X bv die een beroep dient te doen op de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 onderdeel a Wet VPB 1969 om de consequenties van het eerste lid te ontgaan. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een beroep op de tegenbewijsregeling dient plaats te vinden in het jaar waarin de besmette rechtshandeling heeft plaatsgevonden. Het jaarlijks beslissen om wel of geen beroep te doen op de tegenbewijsregeling is niet in overstemming met doel en strekking van de tegenbewijsregeling. Niet in geschil is dat in het jaar 2014 door X bv geen beroep is gedaan op de tegenbewijsregeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft X bv niet voldaan aan de stel- en bewijsplicht. Het beroep van X bv is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 10 september