Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat gedurende de periode van schorsing met de auto gebruik is gemaakt van de weg. De verklaring van de garage is onvoldoende om het tegendeel te bewijzen.

X is houdster van een zwarte personenauto. De geldigheid van het kenteken van de auto is geschorst. Op 9 september 2014 wordt geconstateerd dat de auto op de A29 rijdt. Naar aanleiding van deze constatering legt de inspecteur een MRB-naheffingsaanslag op aan X. X overlegt een verklaring van haar mantelzorger waarin deze verklaart dat X, gezien haar ziekte, onmogelijk op de A29 kan hebben gereden. Tevens overlegt X een verklaring van haar garage waarin wordt verklaard dat de auto niet meer rijdt.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat gedurende de periode van schorsing gebruik van de weg is gemaakt met de auto. Volgens het hof is de verklaring van de garage onvoldoende om het tegendeel te bewijzen. Het hof acht de verklaring onvoldoende duidelijk, omdat niet komt vast te staan of het onmogelijk is om met de auto te rijden, of dat in de praktijk niet met de auto wordt gereden. Ten aanzien van de verklaring van de mantelzorger merkt het hof op dat deze de mogelijkheid openlaat dat iemand anders dan X met de auto heeft gereden. Het hof handhaaft de MRB-naheffingsaanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 35

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 18 mei

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen