Belanghebbende, X, drijft een onderneming. Hij meldt als ‘inkeerder' twee Luxemburgse bankrekeningen bij de Belastingdienst. X heeft op 26 juli 2004 een bedrag van € 49.950, op 28 februari 2006 € 150.000 en op 26 februari 2006 € 170.000 gestort op zijn buitenlandse bankrekeningen. De inspecteur merkt deze stortingen aan als inkomsten uit werk en woning. De inspecteur betrekt deze inkomsten in de met toepassing van de verlengde navorderingstermijn opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2004, 2006 en 2007. In geschil is of de inspecteur terecht de stortingen heeft aangemerkt als inkomen uit werk en woning waarover kan worden nagevorderd. Meer in het bijzonder is in geschil of ten aanzien van de meerdere gebleken winsten uit onderneming, de verlengde navorderingstermijn van toepassing is. Alleen dan kon de inspecteur in 2015 nog navorderen over de in 2014 bekend geworden meerdere inkomsten uit werk en woning (box 1) in de jaren 2004, 2006 en 2007.
Advocaat-generaal IJzerman is van mening dat de verlengde navorderingstermijn niet kan worden toegepast op in Nederland verzwegen inkomsten, die op de buitenlandse bankrekening zijn gestort. Volgens de A-G staan de ratio en de wetsgeschiedenis alsmede de jurisprudentie eraan in de weg om de verlengde navorderingstermijn toe te passen op binnenlandse inkomensbestanddelen die binnen het controlebereik van de Nederlandse fiscus vallen, althans vielen, maar waarvan de opbrengsten op enig moment naar het buitenland zijn overgebracht. De Belastingdienst heeft jarenlang de gelegenheid gehad om de onderneming van X door te lichten. Het lijkt de A-G, op de gebruikelijke wijze, mogelijk dat daarbij aan het licht was gekomen dat X jarenlang contant genoten winsten niet had aangegeven. Het komt de A-G voor dat de aanknopingspunten voor het instellen van een dergelijke binnenlandse controle, niet aan het zicht van de inspecteur zijn onttrokken door de omstandigheid dat X de verzamelde stapels bankbiljetten op een Luxemburgse bankrekening heeft gestort. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 19 juli