Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende niet is aan te merken als een houdstermaatschappij in de zin van art. 20 vierde lid Wet Vpb.

Op 23 oktober 2007 wordt belanghebbende (X U.A.) opgericht. Op 7 november 2007 verwerft belanghebbende een belang van 98,89% in C S.A. In 2007 verricht belanghebbende geen andere activiteiten dan houdsteractiviteiten. De kosten die belanghebbende maakt in verband met het houden van de deelneming bedragen € 28.176. De inspecteur merkt het verlies van belanghebbende aan als een houdsterverlies. 

Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende niet is aan te merken als een houdstermaatschappij in de zin van art. 20 vierde lid Wet Vpb. De rechtbank verwijst hierbij naar de wetsgeschiedenis waarin is opgenomen dat er sprake is van een houdstermaatschappij als gedurende tenminste 90% van het jaar uitsluitend of nagenoeg uitsluitend deelnemingen worden gehouden of verbonden lichamen worden gefinancierd. Aangezien belanghebbende in 2007 minder dan 90% als houdstermaatschappij heeft gefungeerd, heeft de inspecteur het verlies ten onrechte als houdsterverlies aangemerkt. De rechtbank vernietigt de beschikking vaststelling kwalificatie verlies 2007 als houdsterverlies.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

1

Gerelateerde artikelen