Belanghebbende, de heer X, is vanaf 2008 werkloos en krijgt in 2013 een baan aangeboden. X gaat samen met degene, die zich voordoet als eigenaar van het bedrijf, naar de Kamer van Koophandel. Tot zijn verbazing wordt X daar ingeschreven als bestuurder van D Beheer bv. Deze bv is enig aandeelhouder en bestuurder van A bv. X wordt door de ontvanger aansprakelijk gesteld op grond van de bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 36 IW 1990. In geschil is of X terecht aansprakelijk is gesteld voor de btw-schuld van A bv. Rechtbank Gelderland stelt de ontvanger in het gelijk. De ontvanger beroept zich terecht op de inschrijving van X in het handelsregister. Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Volgens de Hoge Raad (17 februari 2017, nr. 16/03178, V-N 2017/11.17) moet de ontvanger bewijzen dat X bestuurder was. Zijn inschrijving is dus niet beslissend. Als na verwijzing komt vast te staan dat X moet worden aangemerkt als bestuurder van D Beheer bv (en dus als middellijk bestuurder van A bv), dan moet vervolgens worden onderzocht wanneer de betalingsonmacht uiterlijk moest worden gemeld en, afhankelijk van het antwoord op die vraag, of X is aan te merken als oud-bestuurder.
Hof 's-Hertogenbosch verklaart het hoger beroep van X niet-ontvankelijk, aangezien de beschikking aansprakelijkstelling inmiddels vanwege de persoonlijke en financiële omstandigheden van X door de ontvanger is ingetrokken. Onder verwijzing naar art. 8:114 lid 2 Awb wordt aan X het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de rechtbank betaalde griffierecht van € 45 vergoed.Bij Hof Arnhem-Leeuwarden en de Hoge Raad is van X geen griffierecht geheven, zodat teruggave daarvan niet aan de orde is.
Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:114