Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X over het vermogen van Q heeft beschikt als ware het zijn eigen vermogen. Dit vermogen moet dan ook tot het box 3-vermogen van X worden gerekend.

In 2015 meldt belanghebbende, X, zijn betrokkenheid bij Q, een Liechtensteinse Stiftung, bij de inspecteur. Omdat X hiervan in zijn IB-aangiften geen melding heeft gemaakt, legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen 2002 - 2009 op aan X, waarbij het vermogen van Q als box 3-bezitting van X wordt aangemerkt. X is het daar niet mee eens.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X over het vermogen van Q heeft beschikt als ware het zijn eigen vermogen. Dit vermogen moet dan ook tot het box 3-vermogen van X worden gerekend. De rechtbank acht daarbij van belang dat Q is opgericht door X, dat X vanaf de oprichting van Q tot februari 2015 de enige eerste begunstigde van Q is geweest en dat X uitkeringen van Q heeft ontvangen. Verder blijkt uit de gesloten overeenkomsten dat X het recht had om te beslissen over de wijze waarop werd belegd, wie de begunstigde was en tot welk percentage. Hieruit volgt dat X op elk moment tot elk gewenst bedrag om een uitkering van Q kon vragen en dat hij deze uitkeringen dan ook kreeg. De aanslagen blijven in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Wet inkomstenbelasting 2001 2,14a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 27 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen