Aan de heer X is een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 31, alsmede een verzuimboete van € 158, zijnde 3% van het wettelijk maximum van art. 67c AWR. In de beroepsfase is de boete alsnog verminderd tot € 52 (zie Besluit 1 september 2016, nr. BLKB2016/139338, V-N 2016/46.17.18). X stelt dat de boete onterecht is, omdat hij de rekening voor het betreffende tijdvak niet heeft ontvangen. Volgens X laat de kwaliteit van postbezorging op woonschepen zoals de zijne zeer te wensen over en belanden veel blauwe enveloppen tussen het spreekwoordelijke ‘wal en schip'. Aldus is hij niet in de gelegenheid gesteld om de belasting tijdig te betalen en een boete te voorkomen (zie Rechtbank Noord-Holland 16 februari 2017, nr. 16/23, V-N Vandaag 2017/421). De inspecteur stelt dat de belasting betaald moet zijn bij aanvang van het tijdvak en dat X zelf verantwoordelijk is voor een tijdige betaling. Het verzenden van een rekening is geen wettelijke verplichting en zou slechts een service zijn.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X door middel van een rekening of anderszins in kennis moet worden gesteld van de uiterste datum waarop de motorrijtuigenbelasting moet zijn voldaan, voordat hem - na het verstrijken van die datum - een verzuimboete kan worden opgelegd wegens het niet tijdig betalen van de verschuldigde belasting. Dit volgt namelijk expliciet uit de dwingende formulering van par. 33 onderdeel 1 alinea 2 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) dat de inspecteur een rekening moet zenden. Aangezien de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de rekening met de daarin vermelde uiterste betaaldatum op het adres van X is ontvangen of aangeboden, kan de boete niet in stand blijven. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 33
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 29 december