Volgens Rechtbank Den Haag mocht X de Belastingdienst/Toeslagen, na de rechterlijke procedure met betrekking tot het bodemgeschil, verzoeken een zuiver schadebesluit te nemen.

Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X tegen de definitieve berekening van zijn zorgtoeslag voor de jaren 2006, 2007 en 2008 bij uitspraak van 29 maart 2012 ongegrond. X verzoekt de Belastingdienst/Toeslagen vervolgens, bij brief van 1 mei 2012, om een immateriële schadevergoeding voor de lange duur van de procedure. Dit verzoek wordt afgewezen omdat X dit verzoek, volgens de Belastingdienst/Toeslagen, in de procedure over de zorgtoeslag aanhangig had moeten maken. X komt in beroep. Rechtbank Den Haag beantwoordt de vraag, of een verzoek om immaterële schadevergoeding onder de reikwijdte van artikel 6 EVRM moet worden ingediend in de rechterlijke procedure met betrekking tot het bodemgeschil, ontkennend. De rechtbank is van mening dat anders dan in zuiver fiscaalrechtelijke geschillen in het algemene bestuursrecht de mogelijkheid bestaat om het verantwoordelijke bestuursorgaan te verzoeken een zogenoemd zuiver schadebesluit te nemen. Het bestreden besluit berust daarom op een onjuiste wettelijke grondslag en zal wegens strijd met artikel 6 EVRM worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het beroep wordt gegrond verklaard en de inspecteur wordt veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan X tot een bedrag van € 500.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 19 mei

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen